De spelers moeten de schaar gekruist of ongekruist doorgeven aan hun linkerbuur.
Hierbij zeggen ze hardop: “Ik geef de schaar gekruist (of ongekruist) door”.
Als spelleider zal je aangeven of de speler de schaar goed of verkeerd heeft doorgegeven. (Deze feedback is cruciaal.)
Het doel van het spel is dat de spelers erachter komen hoe ze de schaar op de juiste manier kunnen doorgeven.
De code: De spelers zullen goed op de schaar letten. Wordt de schaar open (gekruist) of dicht (ongekruist) doorgegeven. Maar het gaat niet om de schaar, maar om de manier waarop de spelers hun benen of voeten houden.
Hebben ze hun benen over elkaar (gekruist), dan moeten ze zeggen "Ik geef de schaar gekruist door”.
Als ze de benen naast elkaar hebben staan, dan moeten ze zeggen "Ik geef de schaar ongekruist door”.
Start als spelleider met de schaar door te geven.
Let op:
In het begin zal dit wat frustraties oproepen. Op een bepaald moment krijg je een situatie waar sommige het snappen en anderen niet. Dit kan een bedreiging vormen omdat sommigen zich buitengesloten voelen. Stimuleer gerust om elkaar non-verbaal te helpen.
Houd na afloop een nabespreking. Schenk aandacht aan de frustraties die er waren. Accepteer deze gevoelens en toon aan dat deze gevoelens een effect hebben op het gedrag.
Voorbeeldvragen zijn:
Hoe heb je de code ontdekt?
Had je de behoefte om de code te ontdekken?
Hoe voelde je je toen je niet achter de code kon komen?