Vanuit het Pinksterverhaal nagaan waar ik de vlam, de wijzende vinger en het volk in mijn leven herken.
Verloop:
Het Pinksterverhaal wordt voorgelezen. De verschillende elementen uit het verhaal worden op het eigen leven gelegd a.d.h.v. het puzzelblad en destickers. Iedereen krijgt een groot puzzelblad met verschillende domeinen. Eén stuk bevat geen thema. De jongeren kunnen dit zelf invullen. Nadien kleven ze de figuurtjes (vlam, wijzende vinger, wind) bij de verschillende domeinen en beantwoorden de vragen.
Vlam: Die kleef je bij de domeinen waar jij je op je best voelt en die je absoluut wil behouden.
Wie zet me in vuur en vlam?
Wie geeft me kracht?
Van wie krijg ik warmte?
Wie of wat helpt me te geloven: in mezelf, in God? Wat zijn Gods grote daden voor mij?
Wijzende vinger: Die kleef je bij de domeinen waar jij je af en toe niet thuis voelt.
Door wie voel ik me soms nagekeken?
Wie belet me om mezelf te zijn?
Wie of wat maakt me bang?
Wind: Die kleef je bij de domeinen waar je mensen ontmoet die iets te zeggen hebben.
Wie is voor jou een voorbeeld?
Naar wie kijk je op?
Waarvan getuigen ze?
Daarna wordt er in kleine of grote groep uitgewisseld.