Theelichtjesrace. Verdeel de groep in 2 ploegen. Elke groep start achter zijn kegel, enkele
meters verderop staat gelijk met de kegels een brandend theelichtje. Bij het startsignaal loopt de
eerste van elke groep met een aansteker naar het kaarsje van de tegenstander en blaast dit uit,
daarna loop je verder naar het kaarsje van je eigen groep en steek je dit weer aan. Als de persoon
terug is bij zijn groep, geeft hij de aansteker door en mag de volgende vertrekken. Die doet hetzelfde. Je moet proberen om sneller
te zijn dan het andere team. Als je aan het kaarsje van de tegenstander komt en dat is al uitgeblazen
of je komt aan je eigen kaarsje en dit brandt nog dan krijg je een punt.
Deel 1: Veiligheid
Vuur is gevaarlijk! Daarom moet je altijd goed op de veiligheid wijzen, doe dit expliciet zodat je leden weten dat jullie aan de veiligheid gedacht hebben en
zeg hen ook dat ze dat niet zomaar zelf mogen doen. Doe dit enkel met oudere leeftijdsgroepen (vanaf 12jaar), zij weten dat vuur gevaarlijk is en kunnen het onderscheid maken tussen experimenteren in een veilige omgeving en spelen met vuur. Wijs er op dat ze héél goed moeten luisteren, serieus moeten omgaan met het vuur en enkel mogen doen wat hen gevraagd/gezegd wordt (niet meer/niet minder). Als dit niet lukt, hou er dan meteen mee op.
Tips om te spelen met vuur:
- Draag geen synthetische kledij, deze vat gemakkelijk vuur en smelt (in je huid). Hier krijg je dus hele lelijke brandwonden van. Bijvoorbeeld: fleece, slaapzak, nylon, polyester, acryl, viscose
- Kies een open plek (niet naast een bos, tenten of ander brandbaar materiaal)
- Zorg dat je aansteekmateriaal ver genoeg verwijderd is van het vuur.
- Hou steeds emmers water in de buurt
- Zorg ervoor dat je kunt reageren als er iets gebeurd: stromend water in de buurt, opgeladen
gsm (met bereik), nummer brandweer bij de hand.
- Zorg ervoor dat je vuur na de activiteit goed uit is (dus niet smeulend achterlaten) -- hoe doe je dat? Water, zand, smeulende assen uit elkaar halen
- Niet spelen met vuur bij heel droog weer
- Laat het vuur niet te groot te worden. Hoe groter het vuur, hoe onvoorspelbaarder het wordt
- Indien kampvuur, aanvragen bij gemeente of eigenaar van het terrein.
- Gebruik geen brandversnellers
- Laat het vuur nooit onbewaakt achter.
- Laat de leden nooit alleen bij het kampvuur.
Deel 2: Kampvuurspelletjes
Wat kan je allemaal doen aan een kampvuur? Vraag het aan de deelnemers, wanneer ze één van onderstaande zaken opnoemen, kan je ineens het bijhorende spelletje spelen.
K-moment/bezinning
Schrijf op wat je het leukst vond, en wat je het minst leuk vond deze cursus. Het minst leuke mogen ze in het kampvuur gooien.
Liedjes zingen
KLJ-lied samen zingen
Koken
We steken samen het kampvuur aan voor de volgende opdracht.
Opdracht: Maak in 4 groepjes zo snel mogelijk een pannenkoek.
Kringspelletjes
Ritme klaar
Iedereen zit in een kring, en krijgt een nummer van 1 tot ?, afhankelijk van het aantal personen. Dan begint ‘ritme klaar’, en iedereen doet ritmisch tegelijk mee met de volgende vier liftgebaren:
Met beide handen tegelijk klappen op de knieën/bovenbenen
In de handen klappen
Rechterduim omhoog steken, en over je schouder bewegen
Linkerduimomhoog steken, over je schouder bewegen
Nummer 1 begint te liften. Wanneer iedereen zijn rechterduim omhoog steekt, noemt nummer 1 zijn eigen nummer, en wanneer hij zijn linkerduimomhoog steekt, noemt hij een nummer van iemand anders uit de kring. De persoon die dat nummer heeft, zegt zijn eigen nummer op het moment dat iedereen zijn rechterduim omhoog steekt, en noemt het nummer van iemand anders wanneer hij zijn linkerduim opsteekt. Dit gaat door, totdat iemand zich vergist met een nummer, of vergeet te liften wanneer zijn nummer genoemd is. Deze persoon is af, en gaat achteraan de rij zitten. De kinderen schuiven (indien mogelijk) een plaatsje op, en de nummering verandert.
Fopspelletjes
Land van Geenernogi, stokjes gekruist of niet gekruisd doorgeven,doorfluisterspelletje, ik ga naar huis en ik neem mee…
Verhaaltjes vertellen
Black story Je geeft enkel volgende zin mee aan de deelnemers: ‘Midden op het trottoir lagen Mia en Els dood in een plas bloed.’
De deelnemers mogen (door om de beurt een ja/nee-vraag te stellen) proberen te achterhalen wat er gebeurd is.
Dit is gebeurd: Een echtpaar had ruzie en het ging er fel aan toe. Uit woede smeet de man hun Mia naar zijn vrouw. Ze bukte echter net op tijd en het dier vloog van driehoog uit het raam. De kat kwam terecht op Els, een oudere dame die toevallig passeerde. Els viel met haar hoofd op de stoeprand en stierf samen met de kat.
Leuke ideetjes van andere deelnemers mogen natuurlijk nog gedeeld worden.
Deel 3: Vuurspelletjes
De rest van de tijd spelen we verschillende vuurspelletjes.
Zebra: Een kurk wordt in brand gestoken en doorgegeven. Bij wie de kurk dooft komt er een streep op het gezicht. De kunst bestaat erin om zonder strepen door het leven te gaan.
Zeeslag in vuur en vlam: Baken een terrein (liefst op asfalt of steen) van vier bij vier af, met in de helft een hoge barriere (niet vlambaar)waar niet kan worden overgekeken. Vervolgens laat je twee teams op hun deel van het terrein een aantal bootjes zetten die ze hebben gevouwd (en op voorhand benoemd en versiert voor de knutselfans). Om beurt mag ieder team nu een brandende kurk over de barriere gooien (van achter hun terrein). De winnaar is uiteraard diegene die op het einde nog bootjes over heeft. Opgepast voor trisjers die gaan kijken waar het andere team hun bootjes staan!
Vuurtekening: In een stuk zand in de grond maak je een tekening door allerlei lucifers dicht bij elkaar te steken. Als je 1 lucifer aansteekt dan gaat het als een lopend vuurtje verder. Je kan ook eens proberen om een toren te bouwen.
Vuurbal: Neem oude katoenen lakens en vodden. Maak er een bal van met ijzerdraad. Overgiet de bal met white spirit. Daarna kan je de bal in brand steken en voetballen. Zorg dat de deelnemers geen synthetische kledij aan hebben.
Doof het vuur: Elkegroep start aan de zijkant van het terrein. Hier staan 10 brandende kaarsjes op een rij (gelijkend aan de opstelling van kubb) met ongeveer een halve meter er voor een rood-wit lint. Maximum 2 personen van de groep zijn waterkanonnen (kleine groep kan je ook kiezen om maar 1 persoon). Deze persoon moet in zijn/haar mond zoveel mogelijk water nemen. Het waterkanon mag de grond niet raken. De groepsleden moeten ervoor zorgen dat het waterkanon een kaarsje van de andere personen kan uitspuwen zonder de grond te raken.