Je zet zoveel stoelen in een kring als er leden zijn.
1 iemand gaat in het midden van die kring staan en de rest gaat op de stoelen zitten.
- de persoon die links zit van de lege stoel begint met de zin: IK ZIT
- degene die rechts zit naast die persoon die dat zei vult de zin verder aan met: IN HET GROEN
- degene die daarnaast zit zegt: EN IK HOU VAN
- degene die daarnaast zit zegt: (DE NAAM VAN IEMAND ANDERS IN DE KRING).
De persoon van wie de naam genoemd is loopt naar de stoel die leeg is, terwijl degene die in het midden van de kring naar de stoel loopt waar de persoon zat wiens naam genoemd is.
Het is wel de bedoeling dat de persoon die in de kring stond niet op die stoel mag kunnen gaan zitten; dus degene die links van de persoon zat wiens naam genoemd was, moet snel beginnen met de zin.