De groep wordt verdeeld in twee ploegen. Iedere speler krijgt een nummer opgespeld dat duidelijk zichtbaar moet zijn, wel zo dat voor elke ploeg een verschillend kleurtje is voorzien. Op het startsignaal vertrekken de twee ploegen aan een ander uiteinde van het bos. Als een speler een tegenspeler zijn nummer kan zien, schrijft hij dit op en rapporteert dat op de verzamelplaats van de ploeg. De leider houdt de lijst bij. De ploeg die het rapste alle nummers van de tegenpartij heeft is gewonnen. Het spreekt voor zich dat de nummers niet met de handen mogen afgedekt worden.