Gebaseerd op het spel "labels" uit All Different, all equal Education pack 1995 (p 107)
Iedereen binnen de groep krijgt een sticker op het voorhoofd geplakt, met daarop een bepaald typetje of karakteristiek geschreven. De personen weten zelf niet wat er op hun voorhoofden staat. Geef daarna de groep een gezamenlijke opdracht die ze moeten vervullen, zoals het bouwen van iets, het verzinnen van een toneeltje of gewoon het spelen van een bepaald spel. Let wel, de opdracht mag niet te gemakkelijk zijn (enige vorm van discussie is nodig) en niet te moeilijk ( de opdracht mag het hanteren van de kenmerken niet in de weg staan).
Maak de groep duidelijk dat ze doorheen de opdracht elkaar moeten behandelen volgens de stickers die op de voorhoofden hangen. Als bv. iemand de sticker van "lui" draagt, moet deze persoon dan ook behandeld worden als iemand die altijd lui is (zonder het woord echter expliciet te gebruiken). Op het einde mag iedereen raden welke eigenschap op zijn/haar sticker stond.
Nabespreking
Het typetjesspel kan snel ontaarden in een grappig spel, waarbij veel gelachen wordt met de typetjes. Sluit het spel echter niet zomaar af, maar neem voldoende tijd voor de nabespreking. belangrijk is ook dat iedereen zijn/haar zegje kan doen. Veel kan verborgen gaan achter een lach of een grap, maar zorg dat ook hier de achterliggende gevoelens naar voren komen.
Mogelijke vragen:
- Hoe voelde je je doorheen de opdracht?
- Was het moeilijk om de anderen volgens de stickers te behandelen?
- Begonnen sommigen zicht te gedragen volgens zijn/haar sticker? (bv. hield degene met de "domme" sticker op zijn/haar hoofd na een tijdje op met participeren? Of begint "de baas" ook echt baas te spelen?)
- Welke stickers gebruiken we in het echte leven?
- Is een leven zonder stickers mogelijk?
Een stapje verder
Probeer eens na te gaan in je groep wie wat doet, wie welke stickers (bewust of onbewust) met zich meedraagt. Klopt dit beeld met het beeld dat de personen in kwestie van zichzelf hebben?