Je zet vier kegels in een vierkant van ongeveer 10 op 10m. Aan elke kegel staat een ploegje. Er is één iemand die rond het vierkant wandelt. Wanneer hij een ploeg aan de hoek passeert kan hij ofwel doorwandelen, ofwel beginnen rennen. De ploeg aan die kegel moet meerennen, een toer rond alle kegels en nog een toertje rond hun eigen kegel. Wie laatste is, wordt de nieuwe wandelaar. De rest blijft bij de kegel staan