Terrein: afhankelijk van de ervarenheid van de spelers en de moeilijkheidsgraad van het spel, kan het terrein variëren van een gladde tegelvloer tot een zanderige bodem met hier en daar een plasje water.
Spelbeschrijving: Teken op de grond een cirkel waar elke speler een knikker inzet. De eerste speler probeert één of meer knikkers uit de cirkel weg te schieten en ze zo in de wacht te slepen. Elke keer als hij raak schiet, mag hij nog eens proberen van op de plaats waar zijn schietknikker bleef liggen. Blijft zijn knikker in de cirkel liggen, dan is zijn beurt voorbij en wordt deze knikker mee inzetknikker. Wie schiet en geen knikker treft, moet een knikker aan zijn buur geven. Het spel is voorbij wanneer alle knikkers uit de cirkel geschoten zijn.
Variant: Een speler zet enkel hoopjes. Een hoopje bestaat uit drie knikkers in de vorm van een driehoek met wat zand er rond en een vierde knikker bovenop de drie. Van op een afstand mogen de medespelers om beurt met een knikker naar de hoopjes schieten, werpen of rollen. Wie erin slaagt een hoopje te doen instorten, strijkt de vier knikkers op. Wanneer een speler mist, moet hij zelf één hoopje van vier knikkers bijmaken.
