Maak 4 soorten kaartjes. Op de WIE-kaarten staat wie de opdracht moet uitvoeren (bijvoorbeeld: persoon met blond haar, met een voornaam van 4 letters, ...); op de WAAR-kaarten staat waar de opdracht moet uitgevoerd worden (bijvoorbeeld: onder tafel, op het podium, ...); op de WAT-kaarten staat wat ze moeten doen (bijvoorbeeld: elkaars voeten wassen, klein klein kleutertje zingen, ...); op de HOE-kaarten staat op welke manier ze dat moeten uitvoeren (bijvoorbeeld: geblinddoekt, achterstevoren, zorgvuldig, supersnel...).
Trek uit elke stapel 1 kaartje en GO !
Opmerkingen
Geef korte krachtige opdrachten waar anderen bij betrokken worden zodat er niet veel moet gewacht worden.