“Jakob worstelt met iemand (een man, een engel, een bode van God?) voor het oversteken van de rivier”
Doel:
-Via verschillende methodieken ervaren wat een ‘engel’ voor je kan betekenen.
-Zelf ervaren wat het betekent een engel te zijn voor iemand.
Verloop:
Inleiding:
De deelnemers worden uitgenodigd om op de grond te gaan liggen, met de ogen gesloten.
De begeleider leest de tekst voor ‘Engelen’, (Bijlage_mijn engel1) en vraagt na het voorlezen van de tekst: “Wat is jouw eigenlijke doel?”
De begeleider tikt iedereen om de beurt aan. De deelnemers vertrekken individueel naar buiten (tuin) om alleen, in stilte over de vraag na te denken. Na 5 à 10 min. komt iedereen terug.
Opdracht 1: 50 engelen
De deelnemers krijgen het blad met de namen van de 50 engelen (bijlage ‘mijn engel’ 2). Ze kiezen uit dit blad enkele namen van engelen die hen op een of andere manier aanspreken.
Gedurende het komende half uur mogen de deelnemers zoveel ze willen/kunnen lezen over deze engelen. (Bijlage_mijn engel 3)
Opdracht: Lees diegene die je het meest aanspreken (vanuit de titel) die iets kunnen zeggen over:
·WELKE ENGEL BEN JE AL TEGENGEKOMEN IN JE LEVEN, AAN WELKE ENGEL HEB JE AL IETS GEHAD IN JE LEVEN?
·WELKE ENGEL ZIT IN JOU?
·WELKE ENGELEN WENS JE JEZELF TOE? WELKE ENGEL HEB JE NU NODIG IN JE LEVEN? WELKE ENGEL KAN NU INSPIRATIE GEVEN IN JE LEVEN?
·WELKE ENGEL HEEFT DE WERELD NU HET MEEST NODIG?
Verzamel op een apart papiertje ondertussen enkele zinnen die jou sterk aanspreken en/of jou zelf iets te bieden hebben.
Uitwisseling in kleine groepjes
Afhankelijk van de grootte van je groep wordt er over de vragen uitgewisseld in de hele groep of in meerdere kleinere groepen. Als je in één groep uitwisselt, neem dan ineens punt 4. ook mee op!
Groepsgesprek
Wat wil je van bovenstaande vragen nog in de grote groep brengen?
Wat neem je mee?
Welke zinnen spraken je sterk aan?
Als afronding kan iedereen een zin lezen, die hem sterk aansprak.
5.Kiezen van je engel: Welke engel heb ik nu nodig?
Iedereen kiest een engel uit en krijgt de tekst van deze engel uit het boek ‘Anselm Grün’ – vijftig engelen (uit te lenen op elke afdeling van IJD en in vele bibliotheken).
Elke deelnemer leest wat deze engel hem te zeggen heeft en duidt in de tekst voor hem belangrijke zaken aan.
Uitwisseling: per twee
·Dit zijn voor mij belangrijke zaken
·Dit zou de engel tot me mogen/moeten zeggen
·Beide deelnemers bereiden twee sketches voor. Iemand is zichzelf (en gaat ergens zitten, staan, liggen,…) en de ander speelt de engel. De persoon die de engel kiest, bekijkt waar de engel gaat staan (dicht, veraf), hoe de engel aanwezig is (zitten, liggend, hoog, betrokken, aanrakend) en wat en hoe de engel iets zegt tot hem. Ze doen dit twee maal, voor iedere persoon apart
·De verschillende sketches worden aan de groep getoond. Na afronding van elke sketch wordt er gevraagd:
oHoe was het om als engel iets te zeggen? Voelde jij je engel?
oHoe was het om deze … (naam van engel)engel iets tot jou te horen zeggen? Wat ga je hiermee doen?
·Na afronding komt er een gesprek:
oWat betekent deze engel nu voor mij?
oWie zijn deze engelen voor mij?
oWelke oproep heb ik gehoord? Welke boodschap heb ik gekregen?
6.Slotmoment
Lezen van tekst van H. Verbeeck (zie Bijlage_Mijn engel 4)
Maak kaartjes met de namen op van iedereen van de groep. Ieder trekt een naam. Er wordt niet verteld wie je getrokken hebt! Voor deze persoon ga jij vanaf nu tot onze volgende bijeenkomst een engel proberen te zijn.
Gesprek volgende bijeenkomst:
·Wie was jouw engel, denk je?
·Waaraan kon je dat zien, voelen, ervaren?
·Heeft deze engel in tussentijd tot je gesproken?
·Kon je een verband zien tussen deze engel en de engel die vorige bijeenkomst tot je gesproken heeft? Heb je iets van God gevoeld in je engel? Hoe? Wanneer? Waar?