Boerenzoon zoekt Erfenis

Boerenzoon zoekt Erfenis

Speluitleg

De groep wordt verdeeld in 5 groepen, aan de hand van hun naamkaartje.

Bij het begin van het spel komt de groep samen. Zij vertegenwoordigen elk een boerenzoon

* Charel

* Jef

* Gust

* Louis

* Bruno.

Hun vader, Boer Amadeus, is recent overleden en in plaats van te rouwen is er ruzie ontstaan. De notaris mag slechts aan één iemand de gehele erfenis geven, die ergens op het land (terrein) begraven is. De broers zijn dus beginnen ruziën, en de notaris besluit tussenbeiden te komen.

Hij laat de broers opdrachten tegen elkaar doen. De winnaar krijgt telkens een tip waar de erfenis dan wel mag liggen.

De groepen worden onderling (dat mogen ze zelf ook doen) in vijf gedeeld. Dus als er 15 personen in één groep zitten, zijn er vijf groepjes van telkens 3 personen. Nu is het de bedoeling dat de verschillende kleine ploegjes van de verschillende boeren bij elkaar gaan staan, zodat er vijf nieuwe groepen ontstaan, met telkens een drietal (of meer, naargelang het aantal deelnemers) vertegenwoordigers van elke boer.

Nu is het de bedoeling dat de groepen (met verschillende boeren in) van opdracht naar opdracht lopen, waar ze dus met de vertegenwoordigers per boerenzoon tegen elkaar moeten strijden.

Ze krijgen voor elke opdracht tien minuten en dan moeten ze naar de volgende gaan, sommige opdrachten zijn sneller klaar, maar er kan dan al wel doorgeschoven worden, aangezien elke groep bij een andere opdracht begint.De opdrachten:

1. bakken stapelen: de groepen staan, naast elkaar, achter een lijn. Aan de overkant van het veld staat een vertegenwoordiger van elke boer met helm op. In het midden van het veld liggen lege bakken (van cola of ander frisdrank). Op het startsignaal vertrekt de eerste van elke ploeg, met helm, grijpt in het midden een bak en loopt naar de persoon van zijn ploeg aan de overkant. Daar geeft hij de bak aan die persoon en loopt hij terug. Wanneer de eerste persoon terug is, geeft hij zijn helm door en vertrekt de tweede. Die doet hetzelfde, grijpt een bak, en loopt naar de persoon aan de overkant. Daar aangekomen neemt hij de bak van de persoon die er al staat over en blijft hij daar staan. De persoon zonder bak loopt terug naar de overkant, geeft zijn helm door, enz. … Wie na een bep. Tijd de meeste bakken heeft, is de winnaar.

Materiaal: 10 helmen, veel lege bakken, start-en eindlijn

2. Varkensbak: het spel waarbij ze met z’n allen onder een dik touw; op kniehoogte, moeten kruipen/duiken/glijden, de laatste valt telkens af en komt bij aan het touw zitten. De persoon die als laatste overblijft en dus telkens het snelste onder het touw kon kruipen, is de winnaar. Locatie: sporthal

Materiaal: dik touw, beginlijn

3. Kruiwagenrace: er staan vijf kruiwagens opgesteld, en vijf parcours. De deelnemers moeten zigzaggen, over een balkje/plank en dan rond een kegel. Daar pikken ze de kleren van boer Amadeus op (een broek, sokken, sjaaltje, hemd, klak, lange onderbroek, marcelleke) en kruiwagen ze terug. Zo tot alle kledingstukken terug bij de startlijn zijn geraakt. De ploeg die eerst daar is, is de winnaar. Locatie: Parking buiten

Materiaal: 5 kruiwagens, 5 kegels, 5 parcours (zigzaggen, …)

4. Stronten: de deelnemers staan in een grote kring. (afwisselend iemand van ploeg 1, 2, 3, 4, 5 enz. …) ze krijgen elks 4 kaarten. Op het signaal geven ze telkens een kaart door. Het is de bedoeling om 4 dezelfde kaarten te verzamelen. Als iemand bv. Vier 4’en heeft,

loopt hij naar het midden van de kring en gaat hij op zijn kaarten liggen. Iedereen volgt en gaat op deze persoon liggen. De laatste persoon krijgt 4 strafpunten, of liever, zijn groep. (boer jef bv.) dan wordt het spel opnieuw gespeeld. Het is dus belangrijk dat er zoveel 4tal kaarten zijn als deelnemers, dus als er 15 deelnemers zijn, moet er 15 maal een kwartet in het spel zijn. De groep die op het einde de minste strafpunten heeft (of de boerenzoon met de minste strafpunten) is de winnaar. Locatie: tafeltjes aan inkomhal (aan de vijver)

Materiaal: 2 kaartenboeken (volledige, waaruit dan het juiste aantal kwartetten kan gehaald worden), tabel om de strafpunten te geven.

5. Patatschillen: van elke groep wordt er een deelnemer uitgekozen. De vijf uitverkorenen moeten een patat schillen, en een zo lang mogelijk schil proberen te verkruigen. De langste schil is de winnaar. Locatie: bar

Materiaal: 5 pattattenschellers, 25 patatten,

6. Ezeltje prik: op een isimo bord is een ezel geschilderd. De deelnemers worden één voor één geblinddoekt en krijgen een staart met een nageltje in hun pollen. Nu mogen ze dus ook één voor één de ezelstaart op de ezel prikken. De persoon die het dichtste bijzit (er wordt dus een punaise gestoken in de keur van dezelfde ploeg, op de plaats waar een persoon zijn staart geplakt heeft) is de winnaar, of toch zijn ploeg. Locatie: animatiehal

Materiaal: een aantal punaises in vijf verschillende kleuren, ezel op isimobord, staart van een ezel met nageltje of prikkertje in, beginlijn.

7. Paapgooien/hoefijzergooien: de groep met de meeste punten, wint. Locatie: animatiehal

Materiaal: hoefijzers of paapschijven

8. Stierrijden: er wordt een stier gemaakt met een ton. Om de beurten gaat iemand van de ploeg op de stier zitten. 2 begeleiders schudden met de stier tot de persoon eraf valt. De groep waarvan de persoon het langst bleef zitten, is de winnaar. Locatie: parking buiten

Materiaal: ton (om stier te maken), spanbanden, ev. iets om eronder te leggen, chronometer, scoreblad

9. Tractorbandrollen: Er zijn 5 tractorbanden, voor elke ploeg eentje. Op het startsignaal gaat er iemand in deze tractorband liggen. Er wordt weer een parcours afgelegd, zo snel mogelijk. 2 andere van de ploeg duwen de tractorband met de persoon in en komen dan terug. Dan vertrekt de volgende. Wie het snelst 3 maal terug is met de tractorband (met telkens iemand in), is de winnaar. Locatie: parking buiten

Materiaal: 5 tractorbanden, begin en eindlijn

10. Mesthoop: er liggen 4 boeren in het midden van het veld. Alle deelnemers staan achter een lijn. Alle ploegjes (boerenzonen) hebben elkaar een nummer gegeven van 1 tot .. (als er in een groepje 5 personen zitten, moeten er vijf nummers zijn, als er in één groepje slechts 3 mensen zijn, moeten er nummers van 1 tot en met 3 zijn). Nu wordt er bv. Geroepen: nummer 1, Schoppen boer. Dan moeten de nummers één op de schoppen boer gaan liggen. De laatste valt af. Zo wordt het spel verder gespeeld, er liggen ook nog ‘land’heren en ‘boeren’dames. De persoon die het laatste overblijft, is de winnaar. Locatie: sporthal

Materiaal: 4 boeren, 4 dames, 4 heren uit een kaartenspel

Materiaal
10 helmen, veel lege bakken, start-en eindlijn, dik touw, beginlijn, 5 kruiwagens, 5 kegels, 5 parcours (zigzaggen, …), 2 kaartenboeken (volledige, waaruit dan het juiste aantal kwartetten kan gehaald worden), tabel om de strafpunten te geven., 5 pattattenschellers, 25 patatten, hoefijzers of paapschijven, ton (om stier te maken), spanbanden, ev. iets om eronder te leggen, chronometer, scoreblad, 5 tractorbanden, begin en eindlijn, 4 boeren, 4 dames, 4 heren uit een kaartenspel
Organisatie
KLJ

Leeftijd

16
Aantal groepen
5 groepen
Soort
Intensiteit
zwaar