De draaimolen

De draaimolen

Speluitleg

Doel van het spel

We spelen verschillende spelen met een twist. De groep die wint, mag een symbool kiezen dat ze mogen gebruiken tijdens het spel. De groepen kunnen figuren winnen door spellen met een twist te winnen. Op het einde van het spel spelen we twister met kleuren. De deelnemers mogen enkel de figuren (kruisje, cirkel, vierkant, zonnetje, hartje) gebruiken die ze gewonnen hebben.

Spelen met een twist

1. Koningsspel

Er wordt een terrein afgebakend met kegels. Aan elke kant van het terrein staat een stoel. De groep spreekt onderling af wie de koning(in) is van de groep. Wanneer het startsein gegeven wordt, moeten de groepen zo snel mogelijk proberen om de koning van de andere groep op hun stoel te krijgen. Wanneer er iemand op de stoel zit, moet deze persoon eerlijk toegeven of hij/zij de koning is.

2. Zwerkbal
De opstelling: we hebben een groot speelveld met aan elk uiteinde een constructie die bestaat uit twee tafels op elkaar en daar bovenop een stoel. Er wordt gespeeld met vier verschillende ballen. Een voetbal, die alleen met de voet gespeeld mag worden. Een frisbee, die alleen vanuit stilstand mag worden gegooid en een tennisbal, die alleen uit stilstand mag worden gegooid.

Er kan op verschillende manieren worden gescoord: 

Met de voetbal wordt gescoord tussen de poten van de onderste tafel (1 punt) of tussen de poten van de bovenste tafel (2 punten) Het punt telt alleen als de voetbal er vanvoor of vanachter wordt ingetikt. 

Met de frisbee tussen de poten van de bovenste tafel (2 punten) Deze mag zowel vanvoor als vanachter er doorgaan. 

Met de tennisbal tussen de poten van de stoel (1 punt), mag langs alle kanten. Het spel wordt gespeeld zolang men de gouden snaai niet vindt.

3. Honkby
Er wordt baseball gespeeld. Deze keer wordt er niet gewerkt met een baseballbatt, maar dient de “slag-ploeg” de rugbybal in het veld te stampen. De “veld-ploeg” moet de bal zo snel mogelijk terug achter de startlijn krijgen, volgens de rugby-regels. De deelnemers van de “slag-ploeg” mogen dit proberen te vermijden. Terwijl de bal in het veld is, loopt de stamper van de “slag-ploeg” rond de daarvoor voorziene cirkel. Van zodra de rugbybal achter de startlijn ligt, stopt de loper. Indien hij bij een honk staat mag hij blijven staan. Indien tussen twee honken is de speler uit en mag hij niet verder. Een deelnemer mag blijven rondlopen tot de bal binnen is, per ronde krijgt de slag-ploeg een punt. Hij kan niet meer deelnemen aan het spel. Vervolgens start een tweede persoon, enzovoort. Het spel eindigt nadat de “veld-ploeg” de laatste keer de rugbybal over de achterlijn legt. Nadien wisselen de ploegen. 

4. Ballenroof
We spelen ‘vlaggenroof’ met enkele aanpassingen:
- In het midden ligt een grote strandbal.
- We spelen niet met tikken, maar je mag vechten voor de bal.
- Iedereen start liggend op zijn/haar buik met het gezicht naar de buitenkant.

5. Dikke bertha aan het touw

We spelen dikke bertha, maar de personen die lopen houden allemaal samen een lang dik touw vast. In plaats van de personen op te heffen moet je de personen losmaken van het touw, dan zijn ze er aan. Dus zodra iemand beide handen van het touw heeft wordt deze persoon mee dikke bertha.

6. Levende voetbal

We spelen voetbal maar in plaats van een gewone voetbal, is er een menselijke bal van elke ploeg. De menselijke ballen beginnen te lopen in het veld (zo snel mogelijk naar het doel). De bal die als eerste het doel van de andere ploeg bereikt scoort een punt.

7. Stoelendans rugby

Iedereen legt zijn sjaaltje (als stoel) op de grond. De 2 ploegen doen dit in rechte lijnen tegenover elkaar. Op deze manier is er ineens een rechthoekige vorm gemaakt. Beide overige kanten zijn doelen voor de rugby. Zodra de muziek begint spelen de ploegen rugby en verdienen ze punten voor elke keer ze de bal over de andere lijn kunnen leggen. Als de muziek stopt moeten ze zo snel mogelijk naar een sjaaltje lopen en erop gaan zitten. De persoon zonder sjaaltje is uit en kan ook geen rugby meer spelen. Zo blijven we spelen tot er een winnaar is voor de stoelendans (= punten), maar ook de rugby punten tellen mee.

8. Uit de kring duwen

Iedereen staat in een kring, die gemaakt is van een groot touw. Het is de bedoeling om iedereen uit de kring te duwen, de persoon die als langst blijft staan wint het spel. Twist: je mag enkel duwen met je poep!

9.Levende petanque

Het gewone petanquespel ken je wel. Dit is een variant erop met levende ballen, de deelnemers zijn namelijk de ballen. Iemand werpt z'n schoen weg (zo ver mogelijk), daarna worden de deelnemers geblinddoekt en moeten ze 10 toeren rond hun as draaien. De VKB zet de deelnemers vervolgens in de juiste richting en dan is het aan de deelnemers om zo dicht mogelijk bij de schoen te geraken. Diegene die er het dichtste bij is, wint met zijn team.  

10. Pang pang touw

De deelnemers staan in een cirkel (je kan starten met telkens afwisselend iemand van een ander team). In het midden van de cirkel ligt een touwtrektouw klaar om te trekken. Een VKB’er staat in het midden bij het touw en draait om zijn as zoals bij pang pang. Wanneer de VKB’er stopt met draaien, wijst die tussen 2 deelnemers in. Deze deelnemers moeten tegen elkaar touwtrekken, de VKB’er is jury. Als er na 1 minuut nog geen winnaar is, wint diegene die het verste geraakt is, de winnaar mag terug in de cirkel gaan staan, de verliezer valt af. Ga door tot er 1 iemand of meerdere van hetzelfde team overblijven.

11. Chinese minivoetbal

De deelnemers liggen in een cirkel dicht tegen elkaar aan, de armen gekruist en het hoofd naar binnen gericht (het hoofd steunt op de armen). Een pingpongballetje ligt in het midden van de cirkel. De bal moet voortdurend worden weggeblazen. Wie de bal tegen de arm krijgt, vliegt eruit. Zo gaan we verder tot er 1 iemand of meerdere van hetzelfde team overblijven.

Einde spel – Twister spel met een twist

We spelen de aangepaste versie van twister. Per spel kunnen de deelnemers punten verdienen. We spelen steeds twee tegen twee van de verschillende ploegen. De eerste persoon wint 3 punten, de tweede persoon 2 en de derde plaats krijgt 1 punt.

Materiaal
• 1 twistermat per 4 personen • 1 draaibord van twister • Alcoholstift • Grote aangepaste twistermat met 4 verschillende kleuren en 5 verschillende figuren. • 2 stoelen • 6 kegels • 4 tafels • 2 Voetballen • 2 Frisbees • 2 Tennisballen • Zo groot mogelijke strandbal • Dik touw • 2 goals • 2 fluovestjes • Iedereen eigen KLJ sjaaltje • 1 rugbybal • 1 touwtrektouw • 1 timer • 1 pingpongbal
Organisatie
KLJ Antwerpen
Duur
120 minuten
Intensiteit
matig