Ploeg A SCHAT Ploeg B
Op de grond worden 11 vakjes getekend. In het middelste vakje ligt de schat. De ploeg wordt in twee ploegen verdeeld, elke ploeg begint aan een ander uiteinde.
De bedoeling is om ter eerst de schat te bemachtigen. Dit kan door juist op het vakje van de schat terecht te komen.
Om beurt gooit men met een dobbelsteen. Wordt er een even getal gegooid, mag men 2 plaatsen voor- of achteruit. Bij een oneven getal, één plaats voor- of achteruit. Of men voor- of achteruit mag, wordt bepaald aan de hand van een spel: na een gewonnen spel mag je vooruit, na een verloren spel achteruit.
Bv. ploeg A gooit een even getal. Het gaat hier dus om twee plaatsen voor- of achteruit. Als ploeg A het spel dat hierop volgt wint, mag A twee plaatsen vooruit. Verliest ploeg A (m.a.w. wint ploeg B), dan moet ploeg A twee plaatsen achteruit. Voor ploeg B heeft dit geen gevolgen.
Daarna mag ploeg B gooien en nu heeft de uitslag van het volgende spel voor ploeg A geen gevolgen.
Maar de schat ligt diep in de zee en om deze te veroveren heb je een zwembril nodig. We spelen de spelletjes dan ook met een zwembrilletje dat zo is afgeplakt dat we in het midden slechts een beetje kunnen zien.
SPELLETJES:
- Schoenverstoppen
Materiaal: schoenen, stoelen, blinddoeken
Alle spelers doen hun schoenen uit en leggen die in het midden van het lokaal. In elke hoek van het lokaal staat een stoel. Iedereen probeert nu voor zijn eigen stoel een schoen te vinden in het midden en stopt deze onder een poot van de stoel. Dit doet men tot er onder elke poot een schoen zit. Schoenen bij andere stoelen stelen is toegelaten.
Dit kunnen twee spelers per ploeg spelen. De anderen geven aanwijzingen.
-Tienhoepel
Materiaal: 1 hoepel
De twee ploegen kunnen zich vrij over heel het veld bewegen. Het komt erop aan om binnen dezelfde ploeg de hoepel 10 maal na elkaar door te gooien, maar wel zo dat de hoepel over een medespeler valt zonder dat die hem met de handen vastgrijpt.
Een tegenstrever kan de hoepel onderscheppen door er onderdoor te springen zodat de hoepel over hem valt.
-Bulundu
Materiaal: krijt, bal
Om de beurt gooit iedere ploeg de bal naar het andere kamp. Wanneer ze de bal zo gooien dat die daar 2 keer botst, hebben ze een punt gescoord.
Niemand mag uit zijn kamp komen. Het is aan de tegenpartij om te zorgen dat de bal geen 2 keer in haar kamp kan botsen: door de bal te vangen of hem buiten het kamp te stoten.
Wanneer de bal de grond voor een tweede keer raakt, maar buiten het kamp, dan is er geen punt gescoord.
-Steentje wissel
Materiaal: voor elke speler een baksteen
Iedereen heeft een baksteen en verspreidt zich over het terrein. Op het teken van de leiding loopt iedereen naar een andere baksteen. Maar het zou niet moeilijk zijn als de leiding geen steen zou weggelegd hebben.
Degene die laatst overblijft, wint.
-Pak de vlag
Materiaal: stoelen, vlag, 2 stokken
Twee personen (uit elke ploeg één) staan op een stoel tegenover elkaar en hebben een bezemsteel. In het midden ligt een vlag.
Beide spelers proberen met de stok de vlag onder de eigen stoel te krijgen.
-Dobbelsteenspel
Materiaal : 1 dobbelsteen
De spelers zitten in een kring en krijgen elk 3 levens. Om beurt gooien ze met een dobbelsteen. Wordt er 1 gegooid, dan moet de speler een leven aan zijn linkerbuurman geven. Wordt er een 2 gegooid, dan moet de speler een leven in de pot doen.
Wie blijft het langst over?
Opmerkingen
Dit spel is voor verschillende leeftijden geschikt, wanneer je de spelletjes aanpast.
van Fieneke P., KM/0406, Chiro De Schakel, Groot-Vorst