Petrus twijfelde toen hij op het water liep. Ook Tomas twijfelt en wil Jezus zelf zien, voordat hij kan geloven. Met de methodiek van de Bijbelse symboolpanelen verkennen we de betekenissen in het verhaal, de figuren en vooral: de bewegingen.
Doel
Jongeren verkennen aan de hand van het verhaal van Tomas
de spanning tussen ‘zien’ en ‘geloven’
de spanning tussen een getuigenis (van de andere leerlingen) en zijn geloofwaardigheid
het proces waar Jezus’ leerlingen na zijn dood doorheen gingen
Jongeren leren al doende op een symbolische manier omgaan met Bijbelverhalen
Verloop
Vooraf
Het werken met symboolpanelen is niet zo’n traditionele methodiek, maar echt de moeite waard! Het is geïnspireerd op twee Franse catechetische methodieken, één die je best kan beschrijven als een poging tot Bijbelse catechese door middel van tekeningen en één die de nadruk legt op de symbolische betekenis van de Bijbelse teksten. De werkvorm zoals wij hem hier uiteindelijk beschrijven, werd uitgewerkt door Reinhilde Houtevels – Minet (Maison de la P(p)arole Kikayone in Sint-Lamberts-Woluwe)
Bij het werken met symboolpanelen worden er vier stappen doorlopen. De vijfde is een uitwisseling met elkaar, het vertellen van de eigen ervaringen aan de anderen. De uitbeelding van de tekst, gebeurt aan de hand van een reeks gestileerde tekeningen. We beschrijven de werkvorm hier stap voor stap. Hier gebruiken we de werkvorm voor het verhaal van de ongelovige Tomas, maar in principe kan je het voor elk verhaal gebruiken.
Stap 1: het verhaal situeren en lezen
Situeer het verhaal in het evangelie van Johannes:
Johannes is één van de vier evangelisten die het verhaal van Jezus opgeschreven heeft. Hij vertelt van de ‘tekenen’ die Jezus deed, van zijn reizen naar Jeruzalem ter gelegenheid van de grote joodse feesten. Johannes vertelt ook van Jezus’ laatste reis naar Jeruzalem, ter gelegenheid van het paasfeest. Hij neemt afscheid van zijn vrienden tijdens het laatste avondmaal, daarna begint zijn lijdensweg.
Het verhaal waar we vandaag mee aan de slag gaan, situeert zich na Jezus’ dood: zijn vrienden ontdekken dat die dood niet het einde was, en hij verschijnt in hun midden.
We lezen nu over de verschijning aan Tomas, die -zoals je zal horen- niet de eerste was:
Joh 20, 24-29
Een van de twaalf, Tomas (dat betekent ‘tweeling’), was er niet bij toen Jezus kwam. Toen de andere leerlingen hem vertelden: ‘Wij hebben de Heer gezien!’ zei hij: ‘Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.’ Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. ‘Ik wens jullie vrede!’ zei hij, en daarna richtte hij zich tot Tomas: ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.’ Tomas antwoordde: ‘Mijn Heer, mijn God!’ Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’
Achtergrond: Wil je meer informatie over dit verhaal?
Tomas, in Het Verhaal gaat 6, Nico Ter Linden (p. 273-275).
Stap 2: vragen en verbanden. Verken het verhaal verder samen met de jongeren.
a. Verduidelijkende vragen, op puur letterlijk niveau
Is alles duidelijk? Zijn er vragen naar extra uitleg? Woorden die niet begrepen worden, iets dat men niet goed kent... (eventueel kan je de jongeren vragen het verhaal met hun eigen woorden te hervertellen)
- De twaalf: de apostelen, Jezus’ leerlingen die er van het begin van zijn openbaar leven bij waren. Natuurlijk had Jezus meer leerlingen dan twaalf, maar deze twaalf hadden wel een bijzondere rol.
- De leerlingen: dit is breder dan de twaalf; de evangelist Johannes vertelt niet wie er verder nog aanwezig was. Zou het kunnen dat ook Maria de moeder van Jezus, Maria van Magdala, andere leerlingen… er bij waren?
- Gesloten ruimte: andere evangelisten vertellen dat de leerlingen bang waren. Ze durfden zich na Jezus’ dood niet op straatvertonen, omdat ze dachten dat hen hetzelfde lot beschoren zou kunnen zijn.
- Spijkers in zijn handen: Jezus is gekruisigd, volgens het Romeins gebruik van die tijd. Kruisiging betekende de marteldood: niet alleen pijnlijk, vooral ook langzaam.
b. Verbanden
Aan welke teksten van de bijbel of aan welke elementen van de liturgie doen sommige woorden, uitspraken, beelden je denken? (het is goed mogelijk dat hier niet veel uitkomt, maar toch maar even proberen...)
c. Vragen naar de inhoud en betekenis van de tekst
Dit zijn vragen waarop geen duidelijk of juist/fout antwoord te formuleren valt, maar waarover je samen met de groep in gesprek mag gaan. Hoe verstaan anderen het, wat zouden zij hier op zeggen?
Wat valt je op in het verhaal?
Waarom zijn sommige details vermeld, waarom zou Johannes het belangrijk gevonden hebben dit er bij te vertellen? (vb. dat Tomas er bij eerdere verschijningen niet bij was, dat Tomas ‘tweeling’ betekent, dat de deuren gesloten waren, …?)
Wat gebeurt hier eigenlijk, verstaan we dat? Wat strookt er niet met de logica?
Stap 3: het verhaal. Na al wat we gehoord hebben... kunnen we nu uit het verhaal halen wat voor ons belangrijk is.
a. De personages benoemen: Wie speelt er mee in het verhaal?
Je kan de jongeren alle personages die voorkomen laten onderlijnen in hun tekst: de twaalf. Tomas, Jezus, de andere leerlingen, …
Natuurlijk mogen er ook personages benoemd worden die niet expliciet voorkomen in het verhaal, bijvoorbeeld: een mensenmassa buiten, God, …
b. De context van het verhaal verkennen: eigenlijk is het een heel kort verhaal. Johannes vertelt bijna evenveel elementen niet, als die hij wel vertelt. Bijvoorbeeld:
Welke leerlingen waren er nog bij, behalve de twaalf?
Waarom kwamen de leerlingen samen? Wat waren ze van plan?
Waarom deden ze de deur dicht?
Wat speelt er zich buiten de afgesloten kamer af, terwijl ze daar bijeen zijn?
Hoe voelden ze zich terwijl ze daar binnen waren? Hoe gaan ze om met het verlies van Jezus en met zijn verschijningen? (Verwachten ze hem alle ogenblikken terug of weegt het verlies nog door?)
…
c. De beweging in het verhaal verkennen:
Is er een beweging in het verhaal? Welke?
Wat gebeurt er met die mensen? Treedt er een verandering op?
Dan kijken met welke personages er iets gebeurt. Wie doet wat? Wie overkomt wat?
Stap 4: het symboolpaneel
De jongeren worden in groepjes van maximaal 5 verdeeld.
Ieder groepje krijgt een prikbord of legblad en een set symboolfiguren (zie verder). Vermits dit de eerste keer is dat je hiermee werkt, zal je de jongeren even toelichting bij de figuren moeten geven. De toelichting en de symbolische tekeningen vind je in bijlage.
Opdracht voor de jongeren: beeld het verhaal uit aan de hand van de symbolen. Let op: dit is een samenwerkingsopdracht! Het is niet de bedoeling dat je een stripverhaal maakt, of iedereen een stukje; wel dat je samen in 1 overzichtsbeeld de personages en de beweging van het verhaal uitdrukt.
De begeleider gaat in elk groepje even kijken of het werkt. Wees er aandachtig voor dat je als begeleider niet zelf met oplossingen komt aandraven, want dan komt het gesprek tussen de jongeren niet op gang. Het belangrijkste is dat de jongeren op het spoor komen wat zij zouden kiezen en waarom. Als het gesprek vastloopt, kan je kan hen best helpen met enkele gerichte open vragen, aansluitend bij waar ze als groep zelf al uitgekomen waren.
Algemene voorbeeldvragen zijn:
Welke figuur / personage moet zeker op het symboolpaneel afgebeeld worden? Welk symbool wil je daarvoor gebruiken? Waarom dat symbool? Welke kleur moet het symbool hebben? Wat wil je ermee uitdrukken door die kleur te kiezen? Waarom in die houding?
Wie of wat zet je centraal op je symboolpaneel, en wat zou je eerder aan de randen / in de hoeken afbeelden?
Welke beweging zit er in het verhaal? Welke symbolen zouden die beweging tot uitdrukking kunnen brengen?
Stap 5: uitwisselen
Aansluitend bekijken we met alle jongeren samen de verschillende taferelen. Elk groepje mag zijn tafereel ook verduidelijken.
Ook de begeleider stelt verduidelijkende vragen. Belangrijk om op het spoor te komen:
Hoe heb je Tomas afgebeeld? Wat wil je daarmee uitdrukken?
Waar staat Jezus? Waar staat God? Waarom heb je dat zo in beeld gebracht?
Als we alle panelen bekeken hebben: kringgesprek
Stoom afblazen: Hoe voel je je na het maken van het symboolpaneel? Hoe vind je het om te doen?
Gebeurtenissen bij het maken van de panelen & de voorstelling: Hoe is het verlopen? Wat ging snel vooruit en waarover hebben jullie lang gepraat? Was het makkelijk om het eens te worden? Leken de verschillende symboolpanelen op elkaar? Waarin zaten er verschillen? Wat vind je daarvan?
Wat is je bijgebleven: Wat vond je verrassend of had je niet verwacht? Wat heb je voor nieuws ontdekt?
Linken met de realiteit: in deze fase wil je de deelnemers ertoe aanzetten om verbanden te leggen met hun eigen geloof.
Herken je in het verhaal elementen die vandaag ook wel eens gebeuren? Kan je een voorbeeld geven van zoiets? Heb je het zelf al wel eens meegemaakt?
Het verhaal dat we gelezen hebben wordt wel eens “de ongelovige Tomas” genoemd. Vind je dat een passende titel? Waarom? Waarom niet? Als jij Tomas was, zou je de andere leerlingen dan zomaar geloven?
Als je iets tegen Jezus zou kunnen zeggen, wat zou het dan zijn?