De leiding vormt een team en de leden vormen een team en beide strijden tegen elkaar. Opdrachten worden bepaald aan de hand van een memoryspel. Het memoryspel bestaat uit grote kaarten. De eene kant stelt een kaart voor en op de andere kant hangt een enveloppe gekleefd met daarin de opdracht. Wanneer twee gelijke kaarten omgedraaid worden mag de opdracht uit de enveloppe gehaald worden.
Het team die 2 gelijke kaarten omdraait krijgt een punt en het team die de opdracht wint, krijgt ook een punt. Het team met de meeste punten, wint het spel.
Van elk team heeft één iemand een emmer of doos vastgebonden op het hoofd en de andere persoon heeft balletjes. De persoon met de emmer mag niet verplaatsen, maar wel bewegen en moet zo snel mogelijk alle balletjes opvangen die de andere vanaf een bepaald punt gooit.
Iedereen heeft een schoendoos op de poep gebonden waarbij in het deksel een gleuf is geknipt. De schoendozen zijn allemaal gevuld met evenveel balletjes. Bij start begint iedereen te springen/bewegen om de balletjes zo snel mogelijk uit de dozen te krijgen. Team die als eerste beide dozen leeg heeft die wint.
Schoendozenrace. Elke speler krijgt twee schoendozen met bovenaan een opening zodat de voeten in de doos passen. Nadat de dozen zijn dichtgeplakt moet iedereen zo snel mogelijk de overkant van het terrein halen.
Een bak is gevuld met verschillende kleine voorwerpen. Van elk team gaat één speler met zijn/haar voeten in de bak zitten en de medespelers gaan ernaast zitten zodat ze met hun voeten die van hun medespeler kunnen raken en zodat ze met hun voeten de lege bak kunnen raken. Bij het startschot probeert speler 1 een voorwerp uit de bak te halen met de voeten/tenen en dit door te geven aan de medespeler zodat deze de voorwerpen met de voeten/tenen in de lege bak kan laten vallen.
Elke team heeft drie planken. De eerste plank heeft twee handvaten voor speler 1. De tweede plank heeft twee lussen voor de voeten van speler 1 en 2 handvaten voor speler 2. De derde plank heeft twee lussen voor de voeten van speler 2. Het team moet zo snel mogelijk aan de overkant geraken zonder van de planken te vallen. Bij omvallen moeten ze opnieuw beginnen.
Een rij met flessen staat voor elk team. Eén speler per team krijgt een nylonkous over het hoofd getrokken met een balletje in het uiteinde. Het is de bedoeling dat de flessen één voor één omvergegooid worden door met het hoofd te bewegen. Als speler 1 alle flessen heeft omgegooid, moeten deze terug rechtgezet worden, zodat nu speler 2 hetzelfde kan doen.
Eén iemand zit op een skateboard en krijgt twee wc-ontstoppers. Het is de bedoeling dit de persoon zich voorttrekt door de ontstoppers vast te zuigen op de grond en zich ernaartoe te trekken. Iedereen doet dit om de beurt en het snelste team wint.
Elke om beurt zal een iemand van het team beplakt worden met omgekeerde plakband. Het is de bedoeling dat die ene persoon dan binnen een bepaalde tijd op de grond gaat rollen en zoveel mogelijk kartonnen plakaatjes oppakt. Het team met de meeste kaartjes wint.
Vliegenmepperballontennis. Zo lang mogelijk een ballon omhoog houden binnen het team. Het andere team saboteren mag.
Handdoek vasthangen aan het uiteinde van de tafel en rechtover een bassin zetten. Bedoeling is dat je een pingpong balletje in de handdoek legt en deze dan in de bassin werpt door met de handdoek te wapperen.