Er is een tijdreizende professor op bezoek! De kindjes spelen allemaal spelletjes uit een bepaalde periode (spelletjes die toen werden gespeeld). Als de spelletjes gedaan zijn gaan ze naar een nieuwe periode.
Middeleeuwen:
omkijkertje ( = 1 2 3 piano )
snoephappen ( = water en bloem )
spijkerpoepen: Spijker of… aan touw rond middel hangen en proberen de spijker in een fles te krijgen.
de blinde dirigent (≠ dirigentje ): in het midden staat iemand geblinddoekt, de rest moet rond wandelen, als dirigent een vinger in de lucht steekt, moet iedereen stoppen. De dirigent wijst iemand aan, die moet een liedje zingen en als de dirigent kan raden wie het is, wordt die persoon de nieuwe dirigent.
Kleefkrant: iederen moet een krant tegen zijn of haar buik houden en dan zo snel mogelijk lopen waardoor krant aan buik blijft kleven
Landmijn: er liggen een aantal voorwerpen in de kring, 1 voorwerp is de bom. Alle spelers nemen om de beurt een voorwerp, maar proberen om de bom niet te pakken
Eurootje raden: alle kinderen geven in de kring een euromunt achter hun rug door en zingen ondertussen een liedje. Als het liedje gedaan is, moet persoon in het midden raden waar de euro is
Grieken:
iets met een frisbee (≈ discuswerpen)
tikkertje - blindemannetje: iemand wordt geblinddoekt en rondgedraaid, moet dan in kamer rondlopen tot hij off zij iemand vindt. Als zij of hij kan raden wie het is, moet die persoon in het midden
andere typische griekse ‘spelen’ zijn: dobbelen, hoepelen, met poppen en rammelaars, tollen, balspelen en raadspelletjes
Oud Egypte:
rebussen (≈ Egyptenaren schreven gelijkaardig)
Romeinen:
werpspel: de kinderen worden verdeeld in groepjes en gaan achter een lijn staan. Ze gooien om de beurt een noot naar een vaas wat verderop. Het doel: zoveel mogelijk noten in vaas gooien